9. Ik heb een steentje gevonden….

U woont in Laren en U heeft wat land. Een veldje maïs voor de beesten, een paar bunder gras. Vaak loopt U er heen, kijkt eens hoe het er voor staat. Op een keer ziet u wat platte steentjes liggen. Steentjes? Scherven! Bruin en brokkelig, met rare krasjes. Verderop liggen er nog meer. En daar, links, een grote kiezel met een vreemde glans. Maar U heeft wel wat anders te doen dan steentjes zoeken, het werk wacht. U stopt alles in uw zak en loopt door. Pas ’s avonds na het journaal denkt U er weer aan. Die grote kiezel lijkt wel een bijl….

Stel: U woont in een huis met muren van hout en klei. Zelf gebouwd met een goeie bijl en twee rechterhanden. Solide, maar je moet het bijhouden. En na een jaar of dertig is het op. De boel stort in, het hout stoken de buren op. Tijd om te verhuizen. Wat zien uw achterkleinkinderen later op die plek? Niets. Misschien veel brandnetels, struiken, jonge boompjes. Dat over-opa er woonde weten ze nog, meer niet. Ze lopen door, naar hun eigen huizen verderop. Ook van hout en klei, maar ze staan voorlopig nog.

Pas heel veel later wordt er weer gebouwd op over-opa’s plek. Nu een huis van bakstenen met een rood pannendak. Over-opa’s plek heeft ook een naam gekregen: Zutphen. Zutphen groeit en bouwt maar door, het ene huis na het andere. Diepe gaten worden gegraven voor kelders en liftschachten – want trappen lopen, dat was goed voor over-opa. En wat komt er tevoorschijn onderin zo’n gat? De bijl van over-opa, die hij al die 22 jaren kwijt was.

Misschien lag de plek van het huis van uw over-opa in Laren, of Vorden, of Almen, precies onder uw maïsakkertje. Er zijn een heleboel over-oma’s en opa’s geweest in de Achterhoek, al 11.000 jaar lang. En de meesten hadden een houten huis, kookten hun eten in bruine potten en gooiden hun troep ergens neer. Troep, potten en huizenresten raakten bedekt met grond en werden vergeten. Totdat U uw land begon te ploegen en er van alles boven kwam. Fraaie troep is het vaak niet: grauwe scherven, brokken vormeloze steen. Maar een archeoloog springt een gat in de lucht als ze troep ziet. Vooral als U precies kunt aanwijzen waar u het hebt gevonden. Daarom willen archeologen ook graag dat U hen er bij haalt als U denkt: “Zou het wat zijn?”. Als het inderdaad troep van over- opa blijkt te zijn hebt U een goede daad verricht voor De Wetenschap. Dan kunnen we meer leren over wat over-opa zoal deed. Is het geen oude maar moderne troep, dan heeft de archeoloog tenminste een kopje koffie van u gehad.

“Ho!” zegt U nu. “Ik zal daar gek zijn! Heb ik meteen mijn land vol met spittende archeologen! En m’n dahlia’s dan, en m’n maïs, en m’n mooie appelboom?” Neen, beste lezer, u hoeft niet bang te zijn voor uw appelboom. En archeologen vinden dahlia’s ook mooi, die gaan ze niet onderspitten. Wij zijn minder schadelijk dan U misschien denkt. Lees ter geruststelling het volgende stuk.